Woutergubbels

5 mrt 2023 lid geworden
589 bytes verwijderd ,  3 maanden geleden
teksten en kopjes
(tekst doorgelopen, verbeterd en kopjes gemaakt)
 
(teksten en kopjes)
Regel 100:
De afvoercapaciteit van de Linge in de Over-Betuwe is in belangrijke mate verbeterd door de bouw van het van Kuykgemaal bij Lakemond in 19……?? ten noorden van Hemmen aan de Rijn. Het maalpeil bij het van Kuykgemaal is NAP + 5,70 m. De afvoercapaciteit van dit gemaal is ca. 1200 m3 / min.
 
In 1972 is een rapport verschenen betreffende de verbetering van de Linge, gelegen tussen de aftakking naar het Mr. H.J.H. Kuykgemaal en de Defensiedijk. In dit rapport is niet de benodigde verbetering van de afvoercapaciteit teneinde een lager hoogwater peil te realiseren als uitgangspunt genomen, maar de benodigde afvoer van neerslag- en kwelwater van de gronden die op de Linge afwateren. Als uitgangspunt is gekozen voor een gemiddelde afvoer voor de gehele Over-Betuwe van 1,35 l/sec.ha, waarvan 1 l/sec.ha uit neerslag en 0,35 l/sec.ha uit kwel. De gemiddelde drooglegging van alle gronden is 1 m – maaiveld. De Linge is op basis van de uitgangspunten van dit rapport verbeterd.
 
In onderstaande figuur is de Linge ten noorden van Westeraam schematisch weergegeven met daarin de nummers van de leidingvakken en de maatgevende afvoeren van de Bemmelse Zeeg en van de hoofdwatergang in Westeraam.
{| class="wikitable"
|
|-
|
|
|}
 
Verbetering detailontwatering Westeraam (plan Heidemij)
[[Bestand:Figuur 05 Detailontwatering Westeraam,plan heidemij 1952.jpg|miniatuur|''Figuur 05 Detailontwatering Westeraam, plan Heidemij 1952'']]
Vooruitlopend op de verbetering van de afvoermogelijkheden van de Linge is door Heidemij in 1947 met een aanpassing in 1952 een plan gemaakt voor verbetering van de detailontwatering van Over-Betuwe en dus ook voor Westeraam. Bij de plannen voor de verbetering van de afvoer van de Linge is uitgegaan van praktijkmetingen van afvoeren en daarbij behorende peilen in perioden met hoge neerslag en/of perioden met veel kwel uit de rivieren en is berekend in hoeverre de afvoercapaciteit door het installeren van meer pompcapaciteit en/of opheffen van knelpunten in de doorstroming hoge afvoeren beneden maximaal toelaatbare waterstanden konden worden afgevoerd. In het plan van Heidemij is voor de berekening van het afvoerende vermogen van de watergangen uitgegaan van de wensen die de grondgebruikers hebben ten aanzien van de drooglegging (de afstand van de gemiddelde maaiveldhoogte van een perceel en de waterstand in de watergangen) en de hiermee verbonden gemiddeld hoogste grondwaterstand in de percelen. Uit onderzoek is gebleken dat in deze gebieden akkerbouwgronden een drooglegging moeten hebben van 1,0 m en graslanden 0,7 m. Door de afstanden tussen de watergangen te verkleinen of te vergroten of met aanvullende drainage kan een goede ontwateringsdiepte (afstand van de maaiveldhoogte tot de grondwaterstand) in de percelen gerealiseerd worden. Bij deze uitgangspunten vanuit de grondgebruikers moet het teveel aan neerslag en kwel afgevoerd worden. Op basis van onderzoek is vastgesteld dat de watergangen in deze regio voldoende capaciteit moeten hebben om 1 l/sec.ha aan neerslag en 0,35 l/sec.ha aan kwel te kunnen afvoeren. Als er in de zomer behoefte is aan aanvoer van water moet gerekend worden op een aanvoercapaciteit van 0,3 l/sec.ha Deze afvoer- en aanvoervereisten bepalen in belangrijke mate de dimensionering van de watergangen. Het plan van Heidemij bestaat uit de aanleg van een hoofdwatergang voor de afwatering van Westeraam. Deze begint langs de Aamsestraat direct ten zuiden van de huidige Intratuin en loopt dan naar het noorden langs het Landaspad tot aan het Aamsepad. Vervolgens loopt de watergang in westelijke richting langs het Aamsepad tot de huidige Thermen de Lingetuin. Van hier uit gaat de hoofdwatergang in noordelijke richting naar de Aamse Binnenzeeg. In dit plan is de Aamse Binnenzeeg afgekoppeld van de Bemmelse Zeeg. Het water uit de Aamse Binnenzeeg en uit de centraal in Westeraam aangelegde watergang loost via een watergang met een stuw op de Linge. Het zuidwestelijk gedeelte van Westeraam watert nog af op de Bemmelse Zeeg door een duiker onder het spoor. In het plan van Heidemij zijn geen voorzieningen opgenomen voor de inlaat van water in droge perioden. In 1952 is met de uitvoering van onderdelen van het plan buiten Westeraam gestart. De uitvoering van het plan binnen Westeraam is vertraagd door de aanleg van de Defensiedijk, plannen voor RW 15 en de aanvraag voor een ruilverkaveling (1955).
 
Ruilverkaveling Over-Betuwe Zuid
 
Gezien de vele grootschalige infrastructurele werken in het gebied van het Polderdistrict Over-Betuwe en de daarmee samenhangende noodzakelijke aanpassingen van de structuur de landbouw en van de wegen en waterwaterlopen heeft het gecombineerd College van het polderdistrict Over-Betuwe op 28 december 1954 besloten de Dijkstoel te machtigen voor het hele Polderdistrict een ruilverkaveling aan te vragen met als eerste urgentie het gebied Dalwagenseweg, Waalbandijk, Rijksweg Arnhem-Nijmegen, en de Linge.
''55 ha, Q = 0.074 M3/sec HW: NAP+ 7,58m     270 ha, Q = 0,365 m3/sec, HW: NAP+ 7,45 m''
[[Bestand:Figuur 6 Plan Detailontwatering Westeraam ,plan ruilverkaveling 1962.jpg|miniatuur|''Figuur 06 Plan Detailontwatering Westeraam, plan Ruilverkaveling 1962'']]
Binnen dit gebied van de Ruilverkaveling Over-Betuwe Zuid ligt ook Westeraam. De Ruilverkaveling is op 10 mei 1961 door GS van Gelderland goedgekeurd. In de ruilverkaveling zijn voor het plan van waterlopen de uitgangspunten uit het plan van Heidemij 1947/1952 overgenomen. Voor Westeraam is dat een afvoer van 1,35 l/sec.ha bij een drooglegging van bouwland van 1,0 m – maaiveld en voor grasland 0,7 m – maaiveld. Toegevoegd is dat per etmaal 8,7 mm neerslag afgevoerd moet kunnen worden. Rekening is gehouden met een watertoevoer van 0,3 l/sec.ha. Een en ander heeft geleid tot een streefpeil in de hoofdwatergangen van Westeraam van NAP + 7,60 m. In droge perioden kan water uit de Linge ten oosten van de stuw bij RW 325 ingelaten worden vanaf een peil van NAP + 8,10 m. In het plan voor de Ruilverkaveling Over-Betuwe Zuid is de afwatering van Westeraam geheel afgekoppeld van de Bemmelse Zeeg en via een zuid-noord lopende hoofdwatergang midden door Westeraam direct op de Linge aangesloten. Tevens is toe de mogelijkheid geschapen water in te laten via een hoofdwatergang ten westen van de Defensiedijk die door middel van een kunstwerk aangesloten is op de Linge boven de stuw bij de Defensiedijk met een HW-lijn van NAP + 8,10 m. Deze ruilverkaveling is in 1962 gestemd. De plan van waterlopen in Westeraam is in 1972/1973 uitgevoerd.
 
De hoogwaterlijn in de Linge boven stuw ten westen van de Defensiedijk is NAP + 8,10 m, en beneden de stuw NAP + 7,50 m
 
In het ontwateringsplan voor Westeraam zijn enkele belangrijke verschillen met het plan van Heidemij uit 1952 te onderkennen. In het ruilverkavelingsplan is de afwatering van Westeraam geheel afgekoppeld van de Bemmelse Zeeg. De hoofdwatergang die van noord naar zuid midden door Westeraam loopt is in het ruilverkavelingspan ca. 200 m naar het westen verschoven. Tevens is in het ruilverkavelingsplan de mogelijkheid tot waterinlaat uit de Linge boven de stuw bij de onderdoorgang van RW 325 opgenomen. De hoofdwatergang door het midden van Westeraam watergang wordt in droge perioden ook gebruikt voor de toevoer van water uit de Linge. Dit gebeurt dan door water boven de stuw in de Linge ten westen van RW 325 met een stuwpeil van NAP + 8,10 m in te laten in een watergang die in zuidelijke richting langs de Lingstraat loopt en na kruising met de Aamsestraat zowel water levert aan gronden in zuidelijk Elst als aan Westeraam. Dit laatste via een stuw in een watergang die ten zuiden van de Aamsestraat naar het westen loopt en vervolgens bij het beginpunt van de eerder genoemde afwateringswatergang bij Intratuin de Aamsestraat kruist.
Bij de stuw bij de Hollanderbroekstraat is de hoogwaterlijn NAP + 7,10 m. en bij de brug in Rijksweg-Noord in Elst NAP + 7,30 m. Het gemiddelde hoogwaterlijn of streefpeil in de Linge ten noorden van Westeraam is NAP + 7,40 m. Het streefpeil voor de winterperiode ligt 0,25 m lager op NAP + 7,15 m.
 
De Linge is op basis van de uitgangspunten van dit rapport verbeterd.
 
Koepelplan Water Westeraam
==   Verbetering detailontwatering Westeraam ==
''' ''' Vooruitlopend op de verbetering van de afvoermogelijkheden van de Linge is door Heidemij
 
Rond 2000 zijn plannen gemaakt om de waterhuishouding in Westeraam ingrijpend te veranderen ten behoeve van de nieuwe woonwijk Westeraam. (Grontmij). De uitgangspunten voor de waterhuishouding voor een stedelijk gebied zijn geheel anders dan voor een gebied met een overwegend landbouwkundige bestemming. In een stedelijk gebied zijn het vooral de woningen en de wegen die eisen stellen aan de maximale grondwaterstand. Bij de aanleg van wegen, waterlopen en de bouw van woningen en bedrijven komt grond vrij die over het algemeen in het gebied verwerkt wordt. Gestreefd wordt naar een zo goed mogelijk gesloten grondbalans. Voor Westeraam betekent een en ander dat het gebied gemiddeld 0,30 tot 0,40 m opgehoogd wordt tot een gemiddeld maaiveldniveau van NAP + 9,20 m. De wegen worden aangelegd op een niveau van NAP + 9,20 m (bovenkant weg). Het vloerpeil van de woningen wordt NAP + 9,50 m.
   in 1947 met een aanpassing in 1952 een plan gemaakt voor verbetering van de
 
   detailontwatering van Over-Betuwe en dus ook voor Westeraam.
 
 
Bij de plannen voor de verbetering van de afvoer van de Linge is uitgegaan van praktijkmetingen van afvoeren en daarbij behorende peilen in perioden met hoge neerslag en/of perioden met veel kwel uit de rivieren en is berekend in hoeverre de afvoercapaciteit door het installeren van meer pompcapaciteit en/of opheffen van knelpunten in de doorstroming hoge afvoeren beneden maximaal toelaatbare waterstanden konden worden afgevoerd.
 
 
In het plan van Heidemij is voor de berekening van het afvoerende vermogen van de watergangen uitgegaan van de wensen die de grondgebruikers hebben ten aanzien van de drooglegging (de afstand van de gemiddelde maaiveldhoogte van een perceel en de waterstand in de watergangen) en de hiermee verbonden gemiddeld hoogste grondwaterstand in de percelen.
 
 
 
''Figuur 05 Detailontwatering Westeraam, plan Heidemij 1952''
 
Uit onderzoek is gebleken dat in deze gebieden akkerbouwgronden een drooglegging moeten hebben van 1,0 m en graslanden 0,7 m. Door de afstanden tussen de watergangen te verkleinen of te vergroten of met aanvullende drainage kan een goede ontwateringsdiepte (afstand van de maaiveldhoogte tot de grondwaterstand) in de percelen gerealiseerd worden. Bij deze uitgangspunten vanuit de grondgebruikers moet het teveel aan neerslag en kwel afgevoerd worden. Op basis van onderzoek is vastgesteld dat de watergangen in deze regio voldoende capaciteit moeten hebben om 1 l/sec.ha aan neerslag en 0,35 l/sec.ha aan kwel te kunnen afvoeren. Als er in de zomer behoefte is aan aanvoer van water moet gerekend worden op een aanvoercapaciteit van 0,3 l/sec.ha Deze afvoer- en aanvoervereisten bepalen in belangrijke mate de dimensionering van de watergangen.
 
 
Het plan van Heidemij bestaat uit de aanleg van een hoofdwatergang voor de afwatering van Westeraam. Deze begint langs de Aamsestraat direct ten zuiden van de huidige Intratuin en loopt dan naar het noorden langs het Landaspad tot aan het Aamsepad. Vervolgens loopt de watergang in westelijke richting langs het Aamsepad tot de huidige Thermen de Lingetuin. Van hier uit gaat de hoofdwatergang in noordelijke richting naar de Aamse Binnenzeeg. In dit plan is de Aamse Binnenzeeg afgekoppeld van de Bemmelse Zeeg. Het water uit de Aamse Binnenzeeg en uit de centraal in Westeraam aangelegde watergang loost via een watergang met een stuw op de Linge.
 
 
Het zuidwestelijk gedeelte van Westeraam watert nog af op de Bemmelse Zeeg door een duiker onder het spoor.
 
In het plan van Heidemij zijn geen voorzieningen opgenomen voor de inlaat van water in droge perioden.
 
In 1952 is met de uitvoering van onderdelen van het plan buiten Westeraam gestart. De uitvoering van het plan binnen Westeraam is vertraagd door de aanleg van de Defensiedijk, plannen voor RW 15 en de aanvraag voor een ruilverkaveling (1955).
 
== Ruilverkaveling Over-Betuwe Zuid ==
Gezien de vele grootschalige infrastructurele werken in het gebied van het Polderdistrict Over-Betuwe en de daarmee samenhangende noodzakelijke aanpassingen van de structuur de landbouw en van de wegen en waterwaterlopen heeft het gecombineerd College van het polderdistrict Over-Betuwe op 28 december 1954 besloten de Dijkstoel te machtigen voor het hele Polderdistrict een ruilverkaveling aan te vragen met als eerste urgentie het gebied Dalwagenseweg, Waalbandijk, Rijksweg Arnhem-Nijmegen, en de Linge. Binnen dit gebied van de Ruilverkaveling Over-Betuwe Zuid ligt ook Westeraam.
 
De Ruilverkaveling is op 10 mei 1961 door GS van Gelderland goedgekeurd.
 
 
In de ruilverkaveling zijn voor het plan van waterlopen de uitgangspunten uit het plan van Heidemij 1947/1952 overgenomen. Voor Westeraam is dat een afvoer van 1,35 l/sec.ha bij een drooglegging van bouwland van 1,0 m – maaiveld en voor grasland 0,7 m – maaiveld. Toegevoegd is dat per etmaal 8,7 mm neerslag afgevoerd moet kunnen worden. Rekening is gehouden met een watertoevoer van 0,3 l/sec.ha.
 
Een en ander heeft geleid tot een streefpeil in de hoofdwatergangen van Westeraam van NAP
 
+ 7,60 m. In droge perioden kan water uit de Linge ten oosten van de stuw bij RW 325 ingelaten worden vanaf een peil van NAP + 8,10 m.
 
In het plan voor de Ruilverkaveling Over-Betuwe Zuid is de afwatering van Westeraam geheel afgekoppeld van de Bemmelse Zeeg en via een zuid-noord lopende hoofdwatergang midden door Westeraam direct op de Linge aangesloten. Tevens is toe de mogelijkheid geschapen water in te laten via een hoofdwatergang ten westen van de Defensiedijk die door middel van een kunstwerk aangesloten is op de Linge boven de stuw bij de Defensiedijk met een HW-lijn van NAP + 8,10 m
 
 
Deze ruilverkaveling is in 1962 gestemd. De plan van waterlopen in Westeraam is in 1972/1973 uitgevoerd.
 
 
 
 
''Figuur 06 Plan Detailontwatering Westeraam, plan Ruilverkaveling 1962''
 
In het ontwateringsplan voor Westeraam zijn enkele belangrijke verschillen met het plan van Heidemij uit 1952 te onderkennen. In het ruilverkavelingsplan is de afwatering van Westeraam geheel afgekoppeld van de Bemmelse Zeeg. De hoofdwatergang die van noord naar zuid midden door Westeraam loopt is in het ruilverkavelingspan ca. 200 m naar het westen verschoven. Tevens is in het ruilverkavelingsplan de mogelijkheid tot waterinlaat uit de Linge boven de stuw bij de onderdoorgang van RW 325 opgenomen.
 
 
De hoofdwatergang door het midden van Westeraam watergang wordt in droge perioden ook gebruikt voor de toevoer van water uit de Linge. Dit gebeurt dan door water boven de stuw in de Linge ten westen van RW 325 met een stuwpeil van NAP + 8,10 m in te laten in een watergang die in zuidelijke richting langs de Lingstraat loopt en na kruising met de Aamsestraat zowel water levert aan gronden in zuidelijk Elst als aan Westeraam. Dit laatste via een stuw in een watergang die ten zuiden van de Aamsestraat naar het westen loopt en vervolgens bij het beginpunt van de eerder genoemde afwateringswatergang bij Intratuin de Aamsestraat kruist.
 
 
== Koepelplan Water Westeraam ==
''' ''' Rond 2000 zijn plannen gemaakt om de waterhuishouding in Westeraam ingrijpend te
 
 veranderen ten behoeve van de nieuwe woonwijk Westeraam. (Grontmij)
 
 
De uitgangspunten voor de waterhuishouding voor een stedelijk gebied zijn geheel anders dan voor een gebied met een overwegend landbouwkundige bestemming.
 
In een stedelijk gebied zijn het vooral de woningen en de wegen die eisen stellen aan de maximale grondwaterstand. Bij de aanleg van wegen, waterlopen en de bouw van woningen en bedrijven komt grond vrij die over het algemeen in het gebied verwerkt wordt. Gestreefd wordt naar een zo goed mogelijk gesloten grondbalans. Voor Westeraam betekent een en ander dat het gebied gemiddeld 0,30 tot 0,40 m opgehoogd wordt tot een gemiddeld maaiveldniveau van NAP + 9,20 m.
 
De wegen worden aangelegd op een niveau van NAP + 9,20 m (bovenkant weg). Het vloerpeil van de woningen wordt NAP + 9,50 m.
 
Het streefpeil in de watergangen is NAP + 7,70 m met als bovengrens NAP + 7,80 m en als ondergrens NAP + 7,50 m. Bij een bui die gemiddeld een keer in de tien jaar voorkomt mag de peilstijging niet meer zijn dan 0,28 m. Bij een zogenaamde Westlandbui ( een keer in de 100 jaar) mag de peilstijging niet meer zijn dan 0,57 m. De gemiddeld hoogste grondwaterstand mag onder wegen niet meer bedragen dan 0,7 m onder wegpeil en onder woningen niet meer dan 1,0 m onder vloerpeil.
Regel 194 ⟶ 126:
 
Uit het stedelijk gebied (plangebied) mag niet meer water worden afgevoerd naar de Linge dan wanneer dit gebied de landbouwkundige functie zou hebben behouden, namelijk maximaal 1,35 l/sec.ha. Meer afvoer moet tijdelijk opgevangen worden in de watergangen. De in Westeraam onder landbouwkundig voorkomende gemiddeld hoogste en gemiddeld laagste grondwaterstanden zijn gemiddeld respectievelijk NAP + 8,0 m en NAP + 7,30 m
[[Bestand:Figuur 07 Uitgangspunten waterhuishouding woongebied Westeraam 2001.jpg|miniatuur|''Figuur 07 Uitgangspunten waterhuishouding woongebied Westeraam 2001'']]
In figuur 07 zijn de uitgangspunten voor de waterhuishouding van het woongebied Westeraam schematisch samengevat.Het stramien van waterlopen in een stedelijk gebied wordt ook in belangrijke mate bepaald door stedenbouwkundig e en architectonische uitgangspunten. Open watergangen vormen belangrijke elementen in een woon- en werkomgeving. Op basis van voornoemde uitgangspunten is een plan voor de waterbeheersing ontworpen dat is weergegeven in figuur 08
 
{| class="wikitable"
|
|-
|
|
|}
In onderstaande figuur zijn de uitgangspunten voor de waterhuishouding van het woongebied Westeraam schematisch samengevat.
''Figuur 07 Uitgangspunten waterhuishouding woongebied Westeraam 2001''
 
Het stramien van waterlopen in een stedelijk gebied wordt ook in belangrijke mate bepaald door stedenbouwkundige en architectonische uitgangspunten. Open watergangen vormen belangrijke elementen in een woon- en werkomgeving.
 
Op basis van voornoemde uitgangspunten is een plan voor de waterbeheersing ontworpen dat is weergegeven in onderstaande figuur.
 
 
 
''Figuur 08 Koepelplan Water Westeraam 2001''
 
[[Bestand:Figuur 08 KoepelplanWater Westeraam 2001.jpg|miniatuur|''Figuur 08 Koepelplan Water Westeraam 2001'']]
De waterhuishouding van het stedelijk gebied is geheel losgekoppeld van die van het resterende landelijk gebied buiten de gestippelde plangrens. In het noordelijk en oostelijk landelijk gebied worden de peilen en afvoeren aangehouden die er door de uitvoering van het Ruilverkavelingsplan gerealiseerd zijn, namelijk respectievelijk NAP + 7,60 m en een afvoer van 1,35 l/sec.ha. Binnen het plangebied is een carré van brede watergangen ontworpen met daarbinnen een bijna diagonaal in de vorm van een waterpartij in het centrum naar een grote waterpartij in het noordoosten.
 
Het carré van watergangen heeft een gemiddeld peil van NAP + 7,70 m en watert af op de Linge via een watergang met een stuw door het landelijk randgebied. Aan de oostzijde kan bij droge perioden water ingelaten worden door een leiding die water kan leveren vanuit de watergang langs de Lingestraat met een peil van NAP + 8,10 m die in droge perioden ook water levert aan de resterende landelijk gebieden via de stuw bij Intratuin.
 
= Inlaatgemalen Doornenburg =
 
Rond de eeuwwisseling zijn er steeds meer problemen ontstaan met de inlaat van water in de Linge uit het Pannerdensch Kanaal. De natuurlijke inlaat is langzaam dichtgeslibd en de capaciteit van het pontongemaal bleek bij droge tijden veel te gering. In 2005 is de natuurlijke inlaat vanuit het Pannerdensch Kanaal uitgebaggerd en tussen damwanden geplaatst waardoor er in de toekomst minder gebaggerd hoeft te worden. Tevens is het pontongemaal vervangen door twee nieuwe drijvende gemalen, de Panneling 1 en 2, ieder met een capaciteit van 2m3/sec. Deze gemalen worden ingezet als de natuurlijke waterinlaat in de Linge door een lage waterstand in het Kanaal niet meer mogelijk is.
 
= Rond de eeuwwisseling zijn er steeds meer problemen ontstaan met de inlaat van water in de Linge uit het Pannerdensch Kanaal. De natuurlijke inlaat is langzaam dichtgeslibd en de capaciteit van het pontongemaal bleek bij droge tijden veel te gering. In 2005 is de natuurlijke inlaat vanuit het Pannerdensch Kanaal uitgebaggerd en tussen damwanden geplaatst waardoor er in de toekomst minder gebaggerd hoeft te worden. Tevens is het pontongemaal vervangen door twee nieuwe drijvende gemalen, de Panneling 1 en 2, ieder met een capaciteit van 2m3/sec. Deze gemalen worden ingezet als de natuurlijke waterinlaat in de Linge door een lage waterstand in het Kanaal niet meer mogelijk is. =
 
 
marithaime-leden
177

bewerkingen