Parochie St. Werenfridus

Uit Elsterclopedie

De RK Parochie St. Werenfridus was de rooms-katholieke parochie van Elst. Ze bestond vanaf de middeleeuwen tot de Reformatie en werd in de Franse tijd in 1802 opnieuw opgericht. De parochie hield op te bestaan in 2010, toen door een fusie met naburige parochies de parochie St. Benedictus ontstond. Deze fuseerde in 2018 met de buurparochie De Levensbron tot de huidige parochie Heilige Maria Magdalena. Deze huidige parochie beslaat de hele gemeenten Overbetuwe en Lingewaard en Nijmegen ten noorden van de Waal.

Voorgeschiedenis

Sint Werenfridus

In de 8e eeuw was St. Werenfridus een van de metgezellen van St. Willibrordus die vanuit het klooster Rathmelsigi in Ierland naar de Lage Landen trokken om het evangelie te prediken. Hij predikte aanvankelijk in West-Friesland, waar de naam Wervershoof (‘Werenfridushoeve’) nog aan hem herinnert. Later trok hij via Dorestad (het huidige Wijk bij Duurstede) naar de Betuwe en met name Elst en omgeving. Elst was al ver voor de Romeinse tijd een religieus centrum en kende in de Romeinse tijd een van de grootste tempels ten noorden van de Alpen. Mogelijk is het gebouw van de tempel blijven staan en ook in de eeuwen na het vertrek van de Romeinen als heiligdom door de lokale bevolking gebruikt. Dit was dus de aangewezen plaats om te dienen als centrum van de verkondiging van het christendom in deze streken. Van het gebouw dat er mogelijk nog stond, of anders met de resten ervan, maakte Werenfridus de eerste kerk in de wijde omtrek, die in omvang weinig onder deed van de Utrechtse St. Salvatorkerk van Willibrordus. Ook Werenfridus’ kerk werd aan St. Salvator gewijd, alsmede aan Maria, Petrus en Paulus en alle andere apostelen, Johannes de Doper en alle heiligen. Van begin af aan was er al een gemeenschap van kanunniken en monniken aan deze kerk verbonden, wat betekent dat de kerk van Elst na die van Utrecht de oudste kapittelkerk van Nederland is.

St. Werenfridus stierf op 14 augustus 760 in Westervoort. Vanzelfsprekend wilden de inwoners van Westervoort de persoon die hen met deze mooie nieuwe religie bekend had gemaakt, niet kwijtraken en dus in hun midden begraven. De Elstenaren wisten echter dat Werenfridus tijdens zijn leven te kennen had gegeven in Elst te willen worden begraven. Inwoners uit beide dorpen konden het niet eens worden en besloten het op een godsoordeel te laten aankomen. Ze plaatsten de doodskist met het lichaam van Werenfridus op een onbemand bootje in de Rijn. Dit bootje voer tegen de stroom in en kwam aan de Elster oever van de rivier tot stilstand. De Westervoorters namen hier geen genoegen mee en eisten een tweede oordeel. De doodskist werd op een onbemande ossenkar gezet met twee jonge ossen ervoor, die niet eerder een kar getrokken hadden. Sommigen zeggen zelfs dat de moeders van het jongvee in Westervoort stonden. Maar het godsoordeel was helder: de jonge ossen liepen zonder aarzelen naar Elst. Daar, in de door Werenfridus zelf gestichte kerk, werd hij begraven.

Middeleeuwen

Al snel na het overlijden van Werenfridus begon zijn verering. De kapittelkerk van Elst werd van missiekerk een bedevaartkerk. Rond het jaar 925 werd de kerk uitgebreid met een crypte en werden Werenfridus’ resten door Balderik van Kleef, 15e bisschop van Utrecht, in een altaar geplaatst. Dit stond destijds gelijk aan een heiligverklaring. De bisschop zette zich in het hele bisdom in om kerken van belangrijke relikwieën te voorzien om zo het christendom te versterken. Zijn ingrepen in Elst gaven een flinke impuls aan de verering van St. Werenfridus en de positie van Elst als bedevaartsoord. Na de prehistorie en Romeinse tijd, was Elst ook in de middeleeuwen het belangrijkste religieuze centrum in de wijde omtrek. St. Werenfridus is de patroonheilige van Elst, van groentetelers en jichtlijders.

Waar het kapittel van Elst aanvankelijk zelfstandig was, werd het in 1085 omgevormd tot een proostdij, met een door de bisschop van Utrecht aangewezen proost die de leiding kreeg over het (inmiddels tot 4 kaninniken teruggebrachte) kapittel. Elst werd tot een filiaalkapittel waarop de bisschop directe invloed uitoefende. De proost werd verkozen uit het domkapittel in Utrecht en was vaak ook koorbisschop. Een koorbisschop heeft gedelegeerde macht van de bisschop gekregen; een functie die vergelijkbaar is met de bisschoppelijk vicaris in de huidige Kerk. De status van Elst als religieus centrum in de regio verminderde door al deze veranderingen echter weinig.

Rond 1480 werd de inmiddels ruim 700 jaar oude kerk afgebroken en op dezelfde plaats werd begonnen met de bouw van een nieuwe, grotere en gotische kerk. Deze tweede St. Werenfriduskerk kwam in 1484 gereed en kennen we nu als de Grote Kerk van Elst. Met name de indrukwekkende toren moest het belang van Elst laten zien. De toren vertoont gelijkenissen met de Domtoren in Utrecht (twee vierkante bouwblokken en daarboven een achthoekige), wat laat zien dat deze kerk verbonden is met het bisdom Utrecht. In deze kerk kreeg het altaar van St. Werenfridus, met daarin de relikwieën van de heilige, een prominente plek. Naast het priesterkoor met het hoogaltaar kende deze kerk ook een kapittelkoor met kanunnikenbanken. Een koorhek scheidde dit deel van de rest van de kerk. Daarin bevonden zich nog vier andere altaren. Voor zover bekend is niets uit deze eerste twee kerken bewaard gebleven behalve een 16e eeuwse monstrans.

Reformatie

In 1588 trof de Reformatie ook Elst. De opstandelingen (muitende Spaanse soldaten) sloopten alles van waarde uit de kerk en verbrandden het voor de kerk. Zoals gezegd heeft alleen een waardevolle monstrans dit geweld overleefd. Enkele relikwieën van St. Werenfridus zijn door een dappere katholiek gered uit de brandstapel en via een omweg uiteindelijk in Emmerich terechtgekomen. Daar zijn ze verwoest in de Tweede Wereldoorlog.

De katholieken mochten na de Reformatie hun geloof niet meer openlijk belijden en waren gedwongen hun vieringen in achterhuizen te houden, zogenaamde schuilkerken. Tot 1621 werd er in het geheim op steeds wisselende plaatsen bijeengekomen. In dat jaar werd er een kerk gesticht op de Bremerton, in de Hollanderbroek, met pastoor Theodori als eerste pastoor. 50 jaar later werd hij opgevolgd door pastoor Arnoldi. Tussen 1686 en 1694 had Elst geen pastoor. Daarna werd J. Neelman benoemd. Hij zorgde voor de bouw van een kerk in Eimeren die in 1696 werd geopend. Tijdens de bouw moest deze pastoor vluchten. Pastoor Van Gherwen kreeg in 1721 als eerste pastoor na de reformatie een kapelaan. Tot 1913 zou Elst steeds een pastoor en één kapelaan kennen. Onder pastoor Cremers werd de kerk in 1743 vergroot. De kerk werd opnieuw te klein. Pastoor Thijssen (1776-1783) zorgde wederom voor een vergroting van het gebouw en toen in de Franse tijd in 1795 vrijheid van godsdienst was verzekerd, groeide het aantal katholieken zeer gestaag.

Plannen ontstonden om weer een katholieke kerk met parochie in het centrum van Elst te vestigen. Daarop vooruit lopend werd op 19 november 1796 het achterhuis van de boerderij van mej. E. Dietz aan de huidige Grote Molenstraat vlakbij het dorp gehuurd voor 87 gulden in de 6 maanden. De pastoor van Eimeren zou ook hier de mis celebreren. Ondertussen werden onderhandelingen gevoerd over de teruggave van de kerk aan de katholieken. Uiteindelijk ging de teruggave niet door en werd besloten dan maar een nieuwe eigen kerk te bouwen.

Korte geschiedenis van de parochie

1802-1842

Tekening van de eerste katholieke kerk in Elst na de reformatie. Links van de kerk het oude boerderijtje van de familie Peters (Blondje).[1]

De nieuwe St. Werenfriduskerk, de derde in Elst, na de middeleeuwse kerk en de huidige Grote Kerk) werd gebouwd op de plaats waar nu de ingang is naar de appartementen boven de Dillenburg. Deze eenvoudige kerk kwam in 1802 gereed en toen werd de nieuwe parochie St. Werenfridus gesticht. De pastoor werd pastoor Obbenkaerte, die ook pastoor in Eimeren was. De kerk was driebeukig met aan het einde van de middenbeuk het priesterkoor met apsis. Naast het wit geschilderde en met goud gedecoreerde altaar stonden aan weerszijden een beeld van St. Werenfridus en van St. Willibrordus. Beide zijn tot de Tweede Wereldoorlog in de opeenvolgende kerken blijven staan. Vandaag de dag bestaat alleen het beeld van St. Werenfridus nog, dat staat in De Hoeksteen. Verder was de kerk volledig wit gestuukt en bevond zich achter het altaar een schildering van de gekruisigde Christus. Links van het priesterkoor was de sacristie en rechts de biechtruimte.

In 1812 overleed pastoor Obbenkaerte en volgde pastoor Erdkamp hem op. Zes maanden later stierf de eerwaarde heer echter al en begin 1813 werd pastoor Van Driel – overigens niet afkomstig uit Driel – de pastoor van Elst. In 1820 werd hij benoemd tot professor der Retorica in Gemert en verliet hij Elst. In zijn plaats kwam pastoor Vos. Deze had van meet af aan al een moeilijke verhouding met de parochianen en met name het parochiebestuur. In de jaren 1820-30 heerste in verschillende parochies, zo ook in Elst, een laïcisme, oftewel lekenbewind. Leken, met name in het bestuur, hadden een dusdanig eigen kijk op het kerk-zijn dat ze het de pastoor haast onmogelijk maakten zijn functie uit te oefenen. De botsingen tussen parochianen en met name het kerkbestuur met pastoor Vos waren zo ernstig, dat de gezondheid van de pastoor eronder ging leiden. Na dit toch nog 7 jaar vol te hebben gehouden vroeg hij in 1827 bij de aartspriester (de bisschoppelijke hiërarchie was immers nog niet hersteld) ontslag aan om gezondheidsredenen. De parochianen hadden pastoor Vos letterlijk weggepest.

Zijn opvolger werd in 1827 pastoor Roelofsen. Hij kende de situatie en maakte in de preek tijdens zijn eerste mis in Elst meteen duidelijk wat hij ervan dacht. “Je hebt een Vos weggejaagd, maar je hebt er een wolf voor teruggekregen.” Deze zin is nog generaties een gevleugelde uitspraak gebleven. Heel passend in de pastorale thematiek van herder en schapen. De schapen konden misschien een vos wegpesten, maar een wolf zeker niet. Het moest kortom maar eens afgelopen zijn met die eigengereide parochianen; de pastoor is de herder en het is de herder die de leiding heeft en niet de schapen.

Op 22 augustus 1827 werd een Koninklijk Besluit ondertekend dat vanaf 1829 verbood om binnen de bebouwde kom te begraven. Er moest een begraafplaats buiten het dorp aangelegd worden. Onder pastoor Roelofsen werd de huidige begraafplaats aan de Valburgseweg aangelegd, met kapel en doodgraverswoning. Nadien is de begraafplaats nog meerdere malen uitgebreid.

1842-1908

De Waterstaatskerk rond 1900. Links ervan de nog bestaande pastorie uit 1877 en rechts het zustershuis uit 1876.

De parochie van Elst groeide zodanig, dat velen in de kerk geen plaats meer konden vinden tijdens de Missen, en soms met een plaats op het muurtje van de buren, de familie Peters, genoegen moesten nemen, alwaar zij van de preek weinig of niets konden verstaan. Om deze reden maakte pastoor Roelofsen zich sterk voor een nieuwe, grotere kerk. Deze werd gebouwd op een perceel enkele tientallen meters ten oosten van de bestaande kerk, op de plaats waar nu nog de kerk staat. Deze vierde St. Werenfriduskerk werd in 1841-42 gebouwd met steun van Rijkswaterstaat en wordt daarom de Waterstaatskerk genoemd.

Ook deze kerk was een eenvoudige driebeukige kerk, zij het dat de afwerkingen uitgevoerd waren in neoclassicistische stijl. De kerk had 440 zitplaatsen. Een groot deel van het meubilair uit de oude kerk werd meegenomen naar de nieuwe; zoals de preekstoel, het orgel, de koperen kaarsenkroon, de communiebank, doopvont en een deel van de banken.

Het interieur van de Waterstaatskerk.[2]

Het altaar van deze kerk was vervaardigd door dhr. Hoornenman uit Elst naar het voorbeeld van het altaar in de kerk aan de Spinhuissteeg te Amsterdam, waar zijn broer pastoor was. In het hoogaltaar zien we in de ruimtes tussen de zuilen aan weerzijden van het tabernakel de beelden van St. Werenfridus en St. Willibrordus uit de oude kerk. Het lijkt erop dat het beeld van St. Willibrordus links staat, gezien de kleine mijter op dit beeld, wat betekent dat het beeld van St. Werenfridus rechts staat. Helaas valt dit net weg achter de kroonluchter. Op de pilaren zien we links en rechts van het priesterkoor de beelden van respectievelijk het Heilig Hart van Christus en het Heilig Hart van Maria. Deze beelden staan ook in de huidige kerk. Links, op een zuil voor het Heilig Hartbeeld, staat het beeld van de Heilige Antonius van Padua, dat ook in de huidige kerk terug te vinden is. Welk beeld er op de zuil daar tegenover staat is niet helemaal duidelijk. Het lijkt iets in de vooruit gestoken hand te houden, maar wat is ook onduidelijk. Op de zuil daarvoor is de fraai gedecoreerde preekstoel te zien. Waarschijnlijk is dit de preekstoel uit de oude kerk, want over een nieuwe is niets geschreven. De neoclassicistische voorgevel kende een fronton met daarin een gedenksteen. Deze gedenksteen bevindt zich nu tegen de buitengevel van de kerk aan de zijde van de Dorpsstraat.

Ondanks dat pastoor Roleofsen zich aankondigde als wolf, werd hij een zeer gerespecteerde pastoor. Tijdens zijn pastoraat werd ook in 1853 de bisschoppelijke hiërarchie hersteld en ging Elst weer bij het aartsbidsom Utrecht horen. Na een pastoraat van maar liefst 45 jaar overleed pastoor Roelofsen op 78-jarige leeftijd in november 1872. Hij kreeg een haast koninklijke uitvaart waarbij de hele parochie vertegenwoordigd was en als eerste priester werd hij op 9 november 1872 bijgezet in het priestergraf op ‘zijn’ begraafplaats.

Niet lang daarna werd de al drie jaar in Elst aanwezige kapelaan Lowes aangesteld als opvolger van pastoor Roelofsen. Waar pastoor Roelofsen ‘de krachtige en stoutmoedige’ genoemd zou kunnen worden, kan pastoor Lowes ‘de liefderijke en zachtmoedige’ genoemd worden. Hij had in pastoor Roelofsen een goede leermeester gehad. In zijn pastoraat had hij speciale aandacht voor de armen en het onderwijs. In 1876 liet hij naast de kerk een ‘zustershuis’ bouwen, waarin Zusters van Liefde uit ’s-Hertogenbosch een jaar later hun intrek namen en een meisjesschool aanvingen. In 1877 werd aan de andere kant van de kerk de pastorie gebouwd. Het zustershuis heeft de Tweede Wereldoorlog niet overleefd, de pastorie vinden we vandaag de dag nog links van de kerk. Pastoor Lowes overleed na acuut ziek te zijn geworden in 1891.

Pastoor Dericks volgde pastoor Lowes op. Hij had een passie voor koorzang en voorzag het koor onder meer van nieuwe bundels en meerstemmige missen. Na slechts negen jaar kwam in 1900 aan zijn pastoraat een einde. Pastoor Dievelaar volgde hem op, maar zijn pastoraat was met nog geen vijf maanden extreem kort.

1908-1944

De neogotische kerk die in 1908 gereedkwam.[3] Aan weerszijden van de ingang bevinden zich gedenkstenen van de wijding van deze en de voorgaande kerk. Deze stenen zijn te vinden in de zijgevel van de huidige kerk.

In 1901 kwam pastoor Logtenberg naar Elst om pastoor Dievelaar op te volgen als herder van de Elster katholieken. Na 60 jaar werd ook de fraaie Waterstaatskerk te klein. De Waterstaatskerk werd afgebroken en op deze plaats verrees een statige en grote neogotische kerk met 924 zitplaatsen – meer dan twee keer zoveel als de waterstaatskerk – die in 1908 ingewijd werd. Ook nu werden de preekstoel, het orgel, de communiebank en de doopvont, maar ook de twee zijaltaren uit de oude kerk meegenomen naar de nieuwe.

Boven in de voorgevel bevond zich een beeld van St. Werenfridus, dat ook in de voorgevel van de vorige kerk een plaatsje had. Het beeld is geschonken op 5 juli 1861 door Petronella Hoogveld. Het heeft de Slag om Arnhem in september 1944 overleefd. Na de oorlog werd het beeld zorgvuldig naar beneden gehaald, maar eenmaal aangekomen op de grond is het toch nog omgevallen en onherstelbaar beschadigd geraakt. Aan weerszijden van de hoofdingang bevinden zich gedenkstenen. De linker steen is afkomstig uit het fronton van de vorige kerk. De rechter gedenkt de bouw van deze kerk. Beide stenen bevinden zich in de zijmuur van de huidige kerk aan de zijde van de Dorpsstraat. Links op de foto is nog net de gang naar de pastorie zichtbaar.

Pastoor Logtenberg heeft onder meer het tabernakel van de nieuwe kerk ontworpen, in samenspraak met de beroemde bouwmeester Mengelberg. De drie gebrandschilderde ramen achter het hoogaltaar tonen links de Geboorte van Christus, rechts de Aanbidding der wijzen en in het midden de Verlosser aan het Kruis. Deze overleefden helaas de oorlog niet. De kruiswegstaties, geschonken door een parochiaan, overleefden die wel en zijn in de huidige kerk terug te vinden.

Het interieur van de neogotische kerk na 1920.[4] In dit jaar is namelijk de preekstoel uit de oude kerk vervangen door het exemplaar op de foto uit het atelier de beroemde bouwmeester Pierre Cuypers. De reliëfs uit de preekstoel beelden het leven van St. Werenfridus uit en zijn te vinden in de hal van de huidige kerk.

In 1913 overleed pastoor Logtenberg. Pastoor Kool werd de nieuwe pastoor van Elst. Vanaf 1928 werd hij ook deken van het dekenaat Elst. Pastoor Kool liet de kerk verfraaien met een marmeren altaar en een nieuwe preekstoel, met daarop reliëfs die het leven van St. Werenfridus uitbeelden afkomstig uit het atelier van Pierre Cuypers. Ter gelegenheid van zijn zilveren priesterjubileum in 1917 kreeg hij een geheel nieuwe kerkvloer aangeboden. De zwarte en witte marmeren tegels op het priesterkoor vinden we ook in de huidige kerk terug.

In 1942 overleed pastoor-deken Kool. Hoe gewaardeerd pastoor-deken Kool was blijkt wel uit het feit dat bij zijn uitvaart 82 geestelijken aanwezig waren en de kerk overvol was. De door hem pas uitgebreide begraafplaats was versierd toen hij er in het priestergraf te ruste werd gelegd. Deze – samen met pastoor Roelofsen – belangrijkste pastoor uit de geschiedenis van de parochie werd opgevolgd door pastoor Van Esveld. Tijdens de Slag om Arnhem raakte de prachtige kerk ernstig beschadigd.

1944-2010

Na de oorlog werd besloten de kerk samen met het zustershuis af te breken en een heel nieuwe kerk te bouwen. Pastoor Van Esveld stierf kort na de oorlog in 1947 en pastoor Koning volgde hem op. Onder zijn leiding werd de nieuwe kerk gebouwd, die op Werenfridusdag (14 augustus) 1951 werd ingewijd door mgr. Johannes Olav Smit, oud-apostolisch vicaris in Noorwegen en vanaf 1928 kanunnik van de St. Pietersbasiliek in Rome.

Het interieur van de naoorlogse kerk.[5] De foto is niet lang na de wijding gemaakt, aangezien de beelden nog niet zijn geplaatst.

In 1960 werd pastoor Lampe aangesteld als opvolger van pastoor Koning, die pastoor van Vilsteren werd. In de jaren 60 werden de eerste effecten van het Tweede Vaticaans Concilie (1962 – 1965) merkbaar in Elst. Kort na het concilie werd op het priesterkoor een tafel geplaatst vóór het altaar. Hierdoor werd het mogelijk de mis te vieren met het gezicht naar de parochianen. In 1969 werd het stenen altaar aangepast en geplaatst op een verhoging op de plaats van de tafel.

In 1976, het jaar waarin gevierd werd dat Elst 1250 jaar bestaat, ging er in de Elster parochie een heel andere wind waaien. Pastoor Lampe werd opgevolgd door pastoor Gerlach. Gerlach werd aangesteld tezamen met een pastoraal team, bestaande uit priesters en pastoraal werkers. Allen werden ze ‘pastor’ genoemd, ook de pastoor, om hun gelijkwaardigheid te tonen. Ook de parochianen kregen een belangrijkere rol in een steeds democratischer wordende parochie. Om de afstand tussen pastores en parochianen ook letterlijk te verkleinen, werd in 1979-1980 de kerk grootscheeps verbouwd. De eerste rijen banken verdwenen en maakten plaats voor een groot, lager priesterkoor dat een centrale plaats in de kerk inneemt. Parochianen zitten aan alle vier de kanten om het priesterkoor heen. Deze situatie kennen we nu nog.

Bijna aansluitend aan de grote verbouwing van de kerk werd ook de pastorie verbouwd. Er woonden geen geestelijken meer in het gebouw, en nu kon het gebruikt gaan worden als parochiecentrum. De ruimtes werden verbouwd tot kantoor- en vergaderruimten en ook andere activiteiten konden er plaatsvinden.

De versierde kerk voor het 40-jarig priesterfeest van pastor Gerlach in 1987. Foto gemaakt door koster Joop Clappers.

In 1987 vierde pastor Gerlach zijn 40-jarig priesterfeest en bij die gelegenheid nam hij afscheid van de parochie. Een jaar later werd pastor Sales de nieuwe pastoor van Elst. Ook onder zijn bewind werd het woord ‘pastoor’ niet gebruikt. Pastor Sales was niet de leider, maar de begeleider van de Elster parochie, die ook in deze periode een democratische en door parochianen gerunde organisatie bleef.

Vanaf 1996 werd het complex de Dillenburg gebouwd, deels op gronden die voorheen bij de kerk behoorden. In het complex kwam ook een nieuw parochiecentrum. Op zondag 15 maart 1998 werd ontmoetingscentrum De Hoeksteen geopend. De oude pastorie wordt verhuurd als bedrijfsruimte.

In 2002 bestond de parochie St. Werenfridus 200 jaar en dit werd uitgebreid gevierd. In 2006 werd het 40-jarig priesterfeest van pastor Sales gevierd en een jaar later ging hij met emeritaat. Zijn opvolger werd pastoor Hermens. Het woord pastoor deed weer zijn intrede in Elst, al was dat voor velen wel heel erg wennen.

2010-heden

In 2010 fuseerde de parochie St. Werenfridus met zeven buurparochies tot de parochie St. Benedictus. Pastoraatsgroep en locatieraad zijn de opvolgers van het pastoraal team en parochiebestuur in de Elster geloofsgemeenschap. De parochianen houden vanaf nu de parochie echt draaiende. De verkozen parochieraad uit de jaren 80 bestaat al lang niet meer. De parochiële organisatie lijkt weer iets ‘professioneler’ te worden. Pastoor Hermens was ook genoodzaakt om alle kerken in de parochie in liturgisch opzicht meer op één lijn te krijgen. In 2011 werd de St. Werenfriduskerk in Elst door de bisschop aangewezen als eucharistisch centrum van de parochie, wat betekent dat er elke zondag op een vaste tijd een eucharistieviering is.

In 2013 werd pastoor Hermens overgeplaatst naar Salland. De pastoor van de naastgelegen parochie De Levensbron, pastoor Peters, werd nu ook pastoor van de parochie St. Benedictus. Pastor Bulthuis werd aangesteld als parochievicaris (wat ook wel kapelaan genoemd wordt) en nam de honneurs waar in St. Benedictus. Het predicaat eucharistisch centrum begint zich te vertalen in de wens om de liturgie meer in lijn met de Wereldkerk te brengen en de kerk op deze manier een constante factor in de parochie te laten zijn.

In 2018 fuseerden de parochies St. Benedictus en De Levensbron tot de huidige parochie H. Maria Magdalena. Deze parochie omvat het hele grondgebied van het voormalige dekenaat Elst, met uitzondering van Elden en Arnhem-Zuid. Door het steeds kleiner worden van het pastoraal team blijft de rol van de parochianen in de kerk steeds belangrijker worden om het pastoraat te kunnen laten bestaan.

Lijst van pastoors

Zie hiervoor de lijst van pastoors van Elst.

Lijst van proosten van het kapittel van de St. Werenfriduskerk

Tot de Reformatie

Proosten van het kapittel van St. Werenfridus tot de Reformatie[6]
jaar/perdiode proost
1085-1108 Engelbertus
1139 Godefridus
1176-1196 Conradus
1211 Bernardus
1295 Johannes
1312-1315 Joannes van Bronkhorst
1320-1332 Henricus de Jutphaes
1332-1346 Giselbertus de Everdingen
1346-1370 Philips van Groenevelt
1372 Thidericus Vresen
1372-1375 Wilhelmus de Zyle
1377-1392 Hugo Vuijstinck
1392-1393 Alardus Johannis Alardi de Molendino
1394-1417 Robertus van Wissche
1399 Wernerus de Lochorst
1417 Johannes van Bueren
1421-1426 Swederus van Boeckhout
1426-1449 Joannes Colentier
1433 Wilhelmus Neve
1437 Ghisbertus de Lochorst
1449 Jacobus Dibbont
1449-1450 Johannes Stade
1449-1462 Gerardus van Randen
1462 Gottfridus de Mosa
1475-1483 Theodericus Uterweert
1486 Hermanus de Lochorst
1504 Stephanus van Rumelair
1523 Jacobus van Appeltern
1523-1548 Marcus van Weze
1548-1588 Theodorus de Weijttenhorst

Titulair proosten na de Reformatie

Na de Reformatie verdween het kapittel als zodanig. De titel proost werd echter nog wel gedragen door een aantal personen tot na 1729. Deze dragers waren echter geen priesters maar wereldlijke, vaak adellijke, heren.

Proosten na de Reformatie[7]
jaar/perdiode proost opmerking
1588-1595 Theodorus de Weijttenhorst
1595-1601 Walraven van Gent Werd tot proost van Elst benoemd op schriftelijke aanbeveling van prins Maurits op 14 maart 1595.
1600 Alexander Carolus van Trogney
1601-1642 Willem van Gent
1642-1672 Willem Joseph van Gent Was admiraal en sneuvelde in de Slag bij Solebay.
1672-1704 Albert Lodewijk van Herteveld
1704-1719 Jan van Weede
1719-1729 Diderik baron van Lijnden Heer tot de Park. De proost was dus een Elstenaar.
1729 Reinard baron van Reeden Heer tot Middachten.

Referenties

  1. Taminiau, 1946, Geschiedenis van Elst, tussen pp. 188 en 189.
  2. Taminiau, 1946, Geschiedenis van Elst, tussen pp. 208 en 209.
  3. Taminiau, 1946, Geschiedenis van Elst, tussen pp. 218 en 219.
  4. Archief RK Parochie St. Werenfridus, plnr. 34.
  5. Archief RK Parochie St. Werenfridus, plnr. 52.
  6. Taminiau, 1946, Geschiedenis van Elst, p. 29.
  7. Taminiau, 1946, Geschiedenis van Elst, pp. 38-39.